determineren van bacteriën
- Esther
- Jun 9, 2019
- 2 min read
Updated: Mar 16, 2021
In voeding is het natuurlijk belangrijk om te weten of er eventueel schadelijke bacteriën inzitten die je ziek kunnen maken. Dat willen we voorkomen. Op het lab onderzoeken we welke bacteriën in de voedingsproducten zitten en het voedingssupplement verkocht mag worden.
Er zijn verschillende soorten bacteriën maar hoe weten we nou welke bacterie het is?
Als eerst hebben we een bron nodig die we willen onderzoeken. bijv. een Loempia.
We nemen een sample van het product (10 gram).

Daar voegen we 90 gram FZ toe. FZ is een zout oplossing (9% NaCl). Doordat toe te voegen gaan de bacteriën in de oplossing zitten niet dood. We doen alles in een stomacherzak. Dat is een zak met met een filter in de binnenkant. Al het vloeistof + sample doen we aan 1 kant. Dan plaatsten we de zak in een stomacher zie afbeelding. In de stomacher zitten 2 voetjes die op en neer bewegen en het voedsel fijnmaakt en zo de bacteriën in de oplossing terecht komen. Je kan het een beetje vergelijken met een maag. Vandaar de naar stomacher.

We maken een verdunning omdat we dan makkelijker het aantal bacteriën kunnen tellen en zo een nauwkeuriger resultaat krijgen.
De oplossing pipetteren we op verschillende platen (ligt eraan welke bacteriën je wilt onderzoeken wil je bijv. een bacterie die van glucose houd pak je een plaat met een glucose rijk milieu). Elke soort plaat wordt geïncubeerd bij een andere temperatuur. Dit hangt natuurlijk af van de bacterie. Vaak worden de platen geïncubeerd voor 18-24 uur bij 37 graden. Hierna kunnen we het aantal bacteriën tellen en zo een conclusie trekken of het voedingsmiddel verkocht mag worden.
Naast het voedingsmiddel nemen we ook controles mee om te kijken of het onderzoek goed is verlopen en er geen fouten zijn gemaakt. We nemen een blanco, negatieve en positieve monsters mee.
Blanco: Hebben we geen bacteriën op gedaan. We kijken dan of er besmetting is geweest tijdens de productie van de platen en dat alles steriel is.
Negatief : We brengen en bacterie op waarvan we weten dat die bacterie daar niet op groeit.
Positief : We brengen een bacterie aan waarvan we weten dat ie op de plaat groeit.

Kommentare